De Burmilla
De Burmilla is een zachtaardige kat met een lief en aanhankelijk karakter. Zij zijn niet zo buitensporig en onbesuisd als een van hun voorouders, de Burmees, en ook niet zo inventief. In vergelijking lijken zij misschien wat verlegen en terughoudend tegenover vreemden, zij nemen de tijd om de mensen te leren kennen. Burmilla’s zijn grote kletskousen, zij leveren doorlopend commentaar op alles wat er in huis gebeurt en zij hebben je een hoop te vertellen als je thuiskomt. Ze zijn geweldige moeders en bevallen gemakkelijk. Wanneer twee of meer poezen tegelijk een nest hebben dan staan zij erop dat alle kittens bij elkaar gedaan worden zodat de moeders gezamenlijk voor alle kittens kunnen zorgen. Zelfs oudere kittens of volwassen katers zijn dan welkom, om een handje te helpen of voor een slok moedermelk! Alles bij elkaar is de Burmilla een goedgemutste, aanhankelijke kat met een gelijkmatig humeur en bovendien, ze zijn echt mooi!
De ontwikkeling in Engeland
In de zomer van 1981 werden er vier zwart zilver shaded kittens geboren uit een lilac Burmese poes, die per ongeluk gedekt was door een Chinchilla kater. Alle vier waren van een goed oosters type en hadden een korte vacht. Het type, het temperament en het spectaculaire uiterlijk waren aanleiding om dezelfde kater een geplande dekking uit te laten voeren, nu met een blauwe burmese poes. Uit dit nest behielden de fokkers Charles en Therese Clark een blauwe kater, Jacynth, samen met een poes uit het eerste nest, Gemma.
Jacynth en Gemma werden de grondleggers van de Kartush lijn van Burmilla’s. In twaalf jaar produceerden zij tweede, derde en vierde generatie Burmilla’s door broer-zuster combinaties en de vijfde generatie Burmilla’s door neef-nicht combinaties. In 1990 werden er nieuwe lijnen opgezet door twee derde generatie zussen te kruisen met niet aan elkaar verwante burmese katers. Met een van de zusters van Jacynth, Astahazy Larissa, begonnen Alan en Marion Lomas de Newtimber lijn en Newtimber Davidia, een van Larissa’s kleinzoons, heeft in de loop der jaren al veel mooie kittens gegeven. Verschillende andere lijnen stammen van de Kartush poezen af: Gazella van Barbara Gazzaniga, Brandywell van Caroline Turner-Russel, Chantilly van Charles en Joan Halliday en Djendet van Michael en Jackie Garret.
In 1983 nam The Cat Association of Britain (CA) de rasstandaard voor Burmilla’s aan en kon men Burmilla’s van alle generaties op de meeste CA-shows bewonderen.
In 1984 werd The Burmilla Cat Club (BCC) met tien leden opgericht. Het aantal leden is sindsdien gestaag gegroeid. De club geeft tweemaal per jaar een blad uit, ‘The BCC News’. De BCC organiseert sinds 1985 elk jaar een Burmilla special en organiseert nu ook internationale shows onder Fife/CA regels, die voor alle rassen openstaan.
In 1990 werd de CA de eerste Fifé club in Engeland. Daardoor werd de samenwerking tussen Engelse en Deense fokkers mogelijk en kon men gaan werken aan erkenning voor de Burmilla in de Fife. Tijdens een samenkomst in Engeland in 1993, werd door de aanwezige Burmilla fokkers, waaronder ook Deense fokkers, een voorlopige rasstandaard uitgewerkt. Deze standaard werd zowel door de CA als door Felis Danica geaccepteerd. Er werd besloten dat de Deense vereniging Felis Danica tijdens de Fife meeting te Praag een voorstel in zouden dienen om de Burmilla te erkennen en er werd besloten om enkel Deense Burmilla’s op de Fife meeting te presenteren omdat het onder de Engelse wetgeving niet mogelijk was om met een kat naar het buitenland te reizen zonder dat de kat bij terugkomst voor zes maanden in quarantaine moest.
De ontwikkeling in Denemarken
In 1984 kocht Birgit Nehammer, de Deense korthaar keurmeester en burmezenfokster, haar eerste Burmilla, Penric Quicksilver, van Penny Bydlinsky in Engeland. Op de Deense shows trok hij zoveel belangstelling dat zijn nieuwe eigenaar besloot om zich serieus aan de fok van Burmilla’s te gaan wijden. In haar burmezenfok had ze altijd geprobeerd om al te veel inteelt te vermijden en ze vond dat er wat nieuwe lijnen opgezet moesten worden. Eén lijn werd gebaseerd op een zeer vriendelijke, in Denemarken gefokte Chinchilla kater, GIC Maya Tobias, met een lilac burmese poes Thamakan Francine. Een tweede lijn kwam met Penric Tuppence, een onverwante eerste generatie poes van Penny Bydlinsky.
Van de eerste zeven nesten werden slechts twee katers en drie poezen aangehouden voor het verdere fokprogramma, de overigen waren leuke langharen of smokes wat een normaal verschijnsel is in de eerste periode van het programma.
In 1984 werd er een nieuwe lijn begonnen met een bruine burmese kater, Thamakan Othello, en Maya Manetta, een Chichilla poes met een uitzonderlijk goede groene oogkleur. Uit deze combinatie kwam een erg mooie poes, Thamakan Silver Hebe, die één van de belangrijkste katten in het fokprogramma werd. In 1991 werd een nieuwe kat van Engeland gehaald de vijfde generatie kater Kartush Dahmlet en in 1992 kwam de poes Queensland Brandywell Blossom. Verschillende, in Denemarken gefokte Burmilla’s werden naar het buitenland geëxporteerd. Uiteindelijk werd in 1994, na tien jaar, werd de fokzuivere vijfde generatie Burmilla’s in Denemarken geboren.
De ontwikkeling in Nederland
Begin 1996 werd de eerste burmilla vanuit Denemarken naar Nederland geïmporteerd, waarmee gefokt werd; GIC Thamakan Silver Veronica. Uit haar eerste nest van zes kittens werden er twee verkocht voor de fok. Een blauw zilver shaded poesje en black golden poesje. De golden variëteit is (helaas) niet erkend door de Fifé, maar ook erg mooi. Het blauw shaded poesje EC Roemah Koetjing Silver Lotus heeft momenteel een aantal mooie nesten gegeven. Op dit moment worden twee half nieuwe lijnen opgezet met niet verwante burmezen, zodat er ook in Nederland wat nieuwe bloedlijnen ontstaand. Op het moment is ook de "basis" combinatie met een kruising Burmilla / Pers [shaded silver] gedaan, en met een leuk succes. Met deze nakomelingen wordt er nieuw bloed in de Burmilla gebracht en mettertijd, weer een nieuwe mooie generatie Burmilla's. [ april 2004 ]
Het fokken van de Burmilla
Het nageslacht van de raskruising tussen de Burmees en de Chinchilla is de eerste generatie F1 die het fenotype Burmilla heeft, maar niet fokzuiver is. Zij dragen twee recessieve genen het gen voor de effen kleur van de Burmees en het langhaar gen van de Chinchilla. Omdat een ras per definitie fokzuiver moet zijn, moeten deze twee genen uitgefokt worden. Dit kan door inteelt bereikt worden: broer-zus kruisingen, vader-dochter, moeder-zoon. Broer-zus kruisingen fixeren bij elke generatie ca 16% van de genen en is de snelste methode.
De kruisingen tussen F1 broers en zusters leveren de F2 generatie en bestaan uit: a-fokzuivere Burmilla’s, b-Burmilla’s die de langhaar en/of de effenkleur genen dragen, c-zilver langharen, d-smokes, e-tabbies, f-effen katten. De laatste drie variëteiten komen dan nog als lang- of korthaar voor. De kruisingen van F2 met F2 Burmilla’s, geselecteerd op type en hopelijk fokzuiver, levert de F3 generatie op die voor een groter percentage uit fokzuivere Burmilla’s bestaat. Welke katten de ongewenste eigenschappen dragen is in dit stadium nog steeds gokken en zijn testkruisingen met oudere katten, waarvan de genetische opmaak bekend is, nuttig. In het bijzonder kruisingen met katten die al bewezen hebben de ongewenste langhaar en effen genen te dragen. Voortgaand met geteste F3-F3 kruisingen leveren de fokzuivere F4 generatie en F4xF4 levert de fokzuivere F5. Elke nieuw opgezette lijn kan tussen de vierde en de zesde generatie fokzuivere Burmilla’s voortbrengen.
Outcrosses naar één van de twee oorspronkelijke rassen zullen de ongewenste genen opnieuw inbrengen en het nageslacht zal weer als F1 gezien moeten worden. Echter, het blijft wel noodzakelijk om naar de Burmees terug te kruisen om het type te verbeteren en de genenpool te vergroten. Kruisingen tussen Burmilla’s van verschillende lijnen (ingeteeld, maar gestart van onverwante Burmees/Chinchilla ouders) versterken de gezondheid en de genenpool van het ras. Het Burmilla fokprogramma laat geen andere raskruisingen toe dan die tussen Burmees en Chinchilla. Het doel is het fokken van kortharige, zilver shaded/ tipped katten, naar de vastgestelde standaard, fokzuiver en in het bezit van een goede gezondheid.
Af en toe wordt er wel gevraagd waarom de Burmilla niet eenvoudigweg een zilver Burmees is. Het antwoord is dat de Burmilla, in tegenstelling tot de Burmees, een agouti kat is. Het is niet aan te raden Burmilla’s in de Burmezen fok in te zetten, zelfs niet als er ‘nieuw bloed’ nodig is. Dit zou enkel tot verwarring en teleurstelling leiden. De Burmezen fokkers hebben jarenlang gewerkt om van de groene oogkleur en de strepen af te komen en zijn daar nog steeds mee bezig. Om dan via de Burmilla de strepen van het agouti en de groene oogkleur van de zilver weer in de Burmees te brengen lijkt een slechte keus. Ook de vachten van de twee rassen zijn verschillend. De Burmilla heeft ondervacht, waardoor de vacht wat opgelicht wordt, en de Burmees heeft geen ondervacht.
De Burmilla standaard
Algemeen
|
De Burmilla is een elegante kat van oosterse oorsprong in shaded/shell zilver vacht variëteiten.
|
Kop
|
Vorm
|
Flauw gerond schedeldak met gemiddelde breedte tussen de oren. Breed bij het kaakgewricht en op de hoogte van de wenkbrauwen, smaller naar voren toelopend in een korte stompe wig.
|
|
Neus
|
In profiel heeft de neuslijn een zachte break. De punt van de neus en de kin horen in één rechte lijn te liggen. Een bult op de neus is ongewenst.
|
|
Kin
|
Stevig met een goede diepte.
|
Oren
|
Vorm
|
Gemiddeld tot groot, breed aan de basis en met licht geronde punten.
|
|
Plaatsing
|
Vanuit profiel gezien staan de oren iets naar voren gericht. Vanaf de voorkant gezien volgt de zijkant van het oor dezelfde lijn als die van het gezicht. Dit laatste is niet zo bij katers die volle katerwangen ontwikkeld hebben.
|
Ogen
|
Vorm
|
Groot, goed ver uit elkaar geplaatst in een iets schuine stand. De iets gebogen bovenrand staat iets schuin naar de neus gericht, de onderrand is duidelijk ronder.
|
|
Kleur
|
Levendig, helder en expressief, omlijnd door de basis vachtkleur. De kleur is elke tint groen, de voorkeur gaat naar helder groen.. Een gele zweem is acceptabel in kittens en jonge katten tot twee jaar.
|
Lichaam
|
Grootte
|
Van gemiddelde grootte en lengte.
|
|
Bouw
|
Geronde borst van gemiddelde breedte; rechte rug.
|
Poten
|
|
Slank met sterke botten, de achterpoten zijn iets langer dan de voorpoten.
|
|
Voeten
|
Klein en ovaal.
|
Staart
|
|
Lengte gemiddeld tot lang, gemiddelde dikte aan de basis een weinig smaller toelopend naar een rond uiteinde.
|
Vacht
|
Structuur
|
Kort en dicht, met een zijdeachtige structuur, glad liggend met voldoende ondervacht om de dekvacht iets te lichten.
|
|
Kleur
|
Een pure zilver witte ondergrond, shading of tipping in alle erkende kleuren.
|
Fouten
|
|
Zwakke kin, verkeerde oogkleur in volwassenen, het lichaam gedrongen of oosters, lange of slordige vacht.
|
Puntenverdeling
Kop
|
Vorm, neus, kin
|
20
|
Oren
|
Plaatsing en vorm
|
10
|
Ogen
|
Plaatsing, vorm en kleur
|
20
|
Lichaam
|
Vorm en bouw
Poten en voeten
Staartlengte en vorm
|
20
|
Vacht
|
Lengte en textuur
|
10
|
|
Kleur, gelijkmatigheid van shading of tipping
|
15
|
Conditie
|
|
5
|
Totaal
|
|
100
|
(Geschreven door B. Nehammer/S. Sweijen)
|